dinsdag 18 februari 2014

Doekle Terpstra na open brief: "Begrijp sentiment bij studenten en ben het er nog voor een deel mee eens ook"

Bron afbeelding: BNR
Op 19 december schreef ik op mijn eigen blog een open brief naar Doekle Terpstra. Hierin gaf ik mijn zorgen aan over de reorganisatie binnen Inholland. Ik zag vakbekwame docenten die moesten vertrekken en docenten waar ik een minder hoge pet van op heb, die mochten blijven. Via Twitter kwam de brief uiteindelijk daadwerkelijk bij Doekle Terpstra terecht. Die reageerde zeer sportief en nodigde mij uit voor een gesprek. Hieronder een verslag van het gesprek waarin Doekle Terpstra antwoord geeft op thema’s die erg leven binnen de hogeschool.

In een artikel in de Volkskrant heb je gezegd dat je wel hebt geprobeerd goede en jonge docenten te behouden, maar dat dit door de vakbond tegen gehouden is. Ik vraag me af hoe dat precies zit.
Het is niet zo dat wij als college van bestuur bepalen, hoe gek het ook klinkt, wie wel mag blijven bij de reorganisatie en wie niet mag blijven. Wij hebben daar spelregels voor, sociale spelregels te hanteren, daar moeten we heel zorgvuldig mee omgaan. Die spelregels zijn overeengekomen met de vakbonden. We hebben een sociaal plan gemaakt voor de hele reorganisatie, dus dat is hoe je de sociale gevolgen opvangt voor de hogescholen bij de reorganisatie. Daar moet dus geobjectiveerd worden welke collega’s komen wel in aanmerking te blijven bij de hogeschool en welke niet te blijven bij de hogeschool. En dan is het dus niet het criterium wie is goed en wie is minder goed, maar is veel meer het criterium, dat afspiegeling heet: dat is leeftijd, hoeveelheid dienstjaren en noem zo maar op. Je kunt dus geen eigen afwegingen bepalen.

Dan een voorbeeld in extreme als een docent niet goed is in zijn vak, maar hij zit er lang en is ouder mag hij blijven.
Ja, opgebouwde rechten spelen een belangrijke rol.

Dus eigenlijk loopt het vast bij de vakbond en niet bij de school zelf?
Nou zo wil ik het niet zeggen, want daarmee steek ik de vinger wel heel verwijtend op naar de vakbeweging. De vakbond, dus de bestuurders waarmee ik onderhandeld heb, die hebben echt hun best gedaan. Wat wij hebben gezegd, jongens jullie moeten ons helpen. Dit is een reorganisatie die gewoon heel groot van omvang is, die een enorme impact heeft op de hogeschool en met name bij een paar opleidingen zwaar doortikt. De MEM bijvoorbeeld. Dat heeft dan weer te maken met de verminderde instroom van studenten die we in de afgelopen twee jaar hebben gehad. Dat begint nu allemaal weer op te vijzelen, dus dat begint te groeien. Dus jullie moeten ons helpen. We willen niet alleen reorganiseren, maar ook in kwaliteit ontwikkelen. Dus we willen ook met name bij deze opleidingen, waar je docenten ook nodig hebt die verbonden zijn met de beroepspraktijk, die nieuwste inzichten ook kennen vanuit de beroepspraktijk; die willen we graag houden voor de hogeschool. De vier vakbondsbestuurders hadden daar begrip voor. Daar konden we ook een afspraak mee maken, maar wat gebeurde er en dat was het verhaal van de Volkskrant: je hebt dan een onderhandelingsresultaat, maar dat onderhandelingsresultaat dat moet de steun krijgen van de achterban van de vakbond.

En over wie hebben we het dan bij de achterban bij de vakbond?
Dat zijn de leden van de vakbond.

De docenten?
Onze eigen docenten en eigen medewerkers. Dus die vakbondsbestuurders maken een onderhandelingsresultaat namens hun leden en die leden zijn onze eigen docenten.

Maar ik begrijp dat dat er niet zoveel waren.
Dat zijn er dan uiteindelijk 18 die op de ledenraadsvergadering kwamen. Het ging zelfs nog verder, van die 18 waren er negen tegen, zes waren er voor en drie onthoudingen. Zo werkt de democratie. Toen hebben die vakbonden waar we dus een akkoord mee hadden bereikt, dat voorgelegd aan hun eigen achterban. Die hebben het voorstel afgewezen en de rechten en rol van de meer seniordocenten binnen de hogeschool benadrukt.

Vanuit de achterban van de vakbond is dus eigenlijk uitgekomen dat de rechten belangrijker zijn dan kwaliteit?
Ja, zo kun je het dus zeggen. De vakbondsbestuurders verdienen van mij de grootste complimenten voor het feit dat ze met ons mee hebben willen denken. Want dat hebben ze goed gedaan. Wel heb ik mijn visie op de besluitvorming rondom de reorganisatie en de samenwerking daaromtrent met de vakbond. En die visie heb in de Volkskant gedeeld en dat is me door de vakbeweging niet in dank afgenomen. Ik heb vroeger zelf gewerkt bij de vakbeweging. Dus ik heb gezegd, we accepteren dit en dan moeten we maar roeien met de riemen die we hebben.  Ik begrijp dan ook het sentiment bij de studenten en ik ben het er ook nog voor een deel mee eens. Los van een individu, want dat kan ik niet beoordelen.

Ik vraag mij af, wordt er een soort controle uitgevoerd op docenten. Leerlingen mogen na afloop wel eens een enquête invullen. Nou weet ik van voorbeeld 2 uit de open brief dat die man niet positief beoordeeld is, maar uiteindelijk krijgen we te horen dat deze docent steeds verdere stappen omhoog maakt. Hij zit nu in de examencommissie, is hoofd van een minor. Nou wil ik niet per se die man aanvallen, maar dat is dan het uitgelichte voorbeeld. Ik denk hoe wordt dat getoetst. Die docent zou vast en zeker vakbekwaam zijn voor een universiteit, omdat hij helemaal in zijn stof zit en er echt lol aan beleefd. Maar bij ons geeft hij gewoon een vak. Dat matcht niet met elkaar.
Leerlingen hebben sowieso altijd de mogelijkheid om te zeggen als ze ergens tevreden of ontevreden over zijn, benoem het geef het een plek en noem zo maar op. Kijk het is de leiding van de opleiding die bepaalt welke docenten op welke plek in worden gezet en welke niet. Dus op individueel niveau weet ik dat niet, kan ik niet beoordelen, kan ik ook niet aankomen. Maar we hebben dus wel een aantal spelregels, bepaalde docenten worden beoordeeld en er vinden jaargesprekken plaats. Hoe ontwikkelt een docent zich? Is het voldoende? Is het onvoldoende? Waar moet aangescherpt worden? Iedereen binnen de hogeschool wordt beoordeeld op zijn of haar professionaliteit en toegevoegde waarde.

Door wie gebeurt dat dan?
Door de teamleiding. Wat ik heel graag zou willen, dat de teams zelf steeds meer met elkaar in gesprek raken over hoe werken we nou met elkaar en hoe functioneren we met elkaar. Dus ik vind dat docenten steeds het eigenaarschap moeten krijgen van het onderwijs. Niet ik bepaal wat het eigenaarschap van het onderwijs is, dat moet de docent zelf bepalen, maar niet een individuele docent. Wat ik graag wil, is dat de teams onderling een gesprek met elkaar voeren over hoe functioneer ik ten opzichte van een ander en hoe beoordelen wij dat met elkaar. Dus dat daar echt een professioneel gesprek plaatsvindt. Wat is nou eigenlijk een goede docent? Er is niks zo moeilijk om dat te bepalen. We moeten dus oefenen in het idee dat docenten nog alleen maar zelf bepalen wat goed is, ze moeten in het onderlinge gesprek bepalen wat goed is. En moeten ook met een open mind naar studenten staan. Wat vinden studenten van de manier waarop college wordt gegeven of procedures die worden doorlopen. Dat willen we heel graag, dat het onderlinge gesprek tussen docenten optimaal wordt gevoerd over professionaliteit.

Ik weet dat er een soort van studentenraad is. Hebben die ook invloed op beoordeling van docenten?
Niet individueel. De studentenraden hebben dat dus niet.

Is dat niet eigenlijk iets wat nodig is. Leerlingen hebben een beter zicht op het presteren van een docent en maken de docent een langere periode mee. Natuurlijk moet je daarin niet alles overnemen, maar als je een constant beeld ziet, kan je daar natuurlijk wel wat mee.
Ja, dat gebeurt ook wel hoor. Alleen niet binnen een studentenraad. Die zijn nooit persoonsgerelateerd. Dat zou ik ook niet willen. Dat zou ik ook niet goed vinden. Maar ik vind dat we als hogeschool heel erg ontvankelijk moeten zijn voor het verhaal van studenten. Ook over docenten of het team van docenten. Een voorbeeld is de Nationale Studenten Enquête. Dus ik roep ook op om die allemaal in te vullen. Want een betere opbrengst ook voor ons als college kunnen we niet krijgen. Jullie moeten ons een spiegel voor houden van waar is het goed, waar kan het beter? Die informatie is nodig om onze ambitie te realiseren een van de betere hogescholen van Nederland te worden.

Vlak nadat ik die brief naar je heb gestuurd, was je bij Omroep Max bij het programma Twee Dingen op radio 1. Toen zei je heel vaak: “kwaliteit is het sleutelwoord”, “recht op begeleiding”, “enorme opdracht, we hebben het gedaan”, “maartschappelijke opdracht is kwaliteit van het onderwijs”. Maar dat kan ik dan niet rijmen met waar we het in het begin over hadden. Inholland is eigenlijk door de achterban van de vakbond tegengehouden om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. Daar loop ik even vast.
Het is altijd dealen met de mogelijkheden die je hebt. Er zijn misschien wel meer dingen die ik wil, maar die niet kunnen omdat bijvoorbeeld de wetgeving dat niet toelaat of omdat de cao dat niet toelaat  of andere regelgeving. We hebben allemaal kaders, om het zo maar even uit te drukken, die ons helpen of mogelijk maken om kwaliteit te bewerkstelligen en binnen die kaders moeten we ons bewegen. Dus als wij dingen doen die niet passen binnen de wet- en regelgeving,  dan horen wij dat terug via bijvoorbeeld de politiek. Dan is het toch de wet- en regelgeving waar jij je aan te houden hebt. We hebben allemaal kaders waar binnen we ons moeten bewegen en waar we rekening mee hebben te houden om die kwaliteit vorm te geven. Kwaliteit is het doel op zichzelf, maar tegelijkertijd moeten we ook rekening houden met opdrachten of doelen die we van andere plekken krijgen. Dus we moeten dealen en wheelen op wat we graag willen, maar ook wat we kunnen met de kaders en regels die we hebben.

Dus kwaliteit binnen de regels?
Kwaliteit binnen de regels vanzelfsprekend.

Maar met die regels, wordt er dan wel over overlegd om dat mogelijk aan te passen? Je zegt het in de Volkskrant, maar wordt daar nu nog verder iets mee gedaan?
Ik wil de kwaliteit omhoog door bij de hogeschool te zeggen: ik wil heel graag jong talenten vast houden, die sterk zijn verbonden aan de beroepspraktijk en die weten wat er speelt in de beroepspraktijk. Want we zijn van het beroepsonderwijs. Dus dan zeg ik: ik vind dat we afspraken moeten maken die die kwaliteitsimpuls bevorderen. Ik wil graag met jullie, studenten, taboes doorbreken. En als er iets is op het gebied van wet- en regelgeving, waarbij ik zeg: ik vind dat dit ons in de weg staat om de kwaliteit te ontwikkelen, dan hebben we daar de vereniging voor hogescholen voor, de vroegere HBO-raad. Dat is de plek waar als het ware de lobby weer gevoerd wordt met de politiek of met OCW. We komen hier een ontwikkeling tegen die niet in het belang van studenten is en die niet in het belang van de kwaliteit van het onderwijs is. Ruim dit op en geef ons de mogelijkheid om die kwaliteitsimpuls wel te geven

Bij de CDA lunchbijeenkomst in Burgum had je het over beroepsgeoriënteerde docenten en academische docenten. Wat ik uit mijn twee voorbeelden haal, de eerste docent is echt beroepsgeoriënteerd en helpt je ontwikkelen en de andere docent daar dacht ik, naar aanleiding van uw verhaal, dat is een docent voor de universiteit, ideaal daarvoor. Zijn er geen regelingen daarmee te treffen, want we kunnen niet via wet- en regelgeving of via de vakbonden een docent laten gaan, omdat hij zoveel dienstjaren heeft. Maar als hij op een andere plek veel beter geschikt is. Is er gedacht aan dat soort oplossingen?
Sowieso bij de hele reorganisatie is het zo en ik vind ook dat ik dat als vakbondsbestuurder ook wel aan mijn stand verplicht ben, echt alles op alles te zetten om mensen niet gedwongen te laten ontslaan. Dat geldt ook bij MEM. Het is niet zo dat bij de aankondiging van december, dat die docenten weg zijn. We zitten nu nog in een vrijwillige fase, dus collega’s hebben de aankondiging gekregen dat we van elkaar afscheid gaan nemen op enig moment. Dat zal begin 2015 waarschijnlijk het geval zijn. Wie weet wat er gaat gebeuren met het aantrekken van studentenvolumes. Wij zien nu dat het vertrouwen in de hogeschool zo snel herstelt dat we onszelf zorgen gaan maken over de te grote instroom bij onze opleidingen. Wij hebben dus zoiets van: we moeten onze instroom in controle houden. Eigenlijk zeggen wij als bestuur: we willen niet meer de instroom hebben die we uit het verleden kennen. Dat willen we gewoon niet meer. Want hoe groter de instroom, hoe groter je risico loopt op kwaliteitsbewaking. Dat willen we gewoon niet meer.

Zoals het eerst ging, toen het te groot werd?
Het werd te groot, dus we zeggen dimmen die groei. Je kunt zeggen het is voor de hogeschool natuurlijk fantastisch dat studenten weer naar ons toe willen komen. Alleen we willen ze niet meer massaal naar ons toe hebben. Dat willen we niet meer, omdat we zeggen de sleutel van de hogeschool voor de toekomst zit niet in kwantiteit, maar in kwaliteit. Maar tegelijkertijd kan je zeggen als je weer wat meer instroom hebt, dan geeft dat ook weer wat meer mogelijkheid voor docenten om binnen te blijven in plaats van te vertrekken. Het is misschien gek om te zeggen. We hebben binnen een aantal plekken binnen Inholland net zoveel vacatures, als dat we afscheid moeten nemen van mensen. Alleen, ik pak maar even een raar voorbeeld, bij jullie worden docenten ontslagen en op een andere plek heb je een docent Spaans nodig. Alleen dat zijn jullie docenten niet. Dus we hebben vacatures vanwege groei, maar dat matcht niet met waarmee we afscheid van moeten nemen. Omdat die een andere discipline hebben.

Dan terugkomend op jouw vraag van academisering. In Nederland is er sowieso een politieke wil om de docenten meer academisch te scholen. Wij hebben bijvoorbeeld de opdracht de komende jaren om 80% van onze docenten  naar een masterniveau te brengen, dus je moet dan academisch geschoold zijn. Nou heb ik op zich niks tegen academisering, integendeel ik vind dat wij zo hoog mogelijk opgeleide docenten moet hebben voor studenten in het HBO om ze toe te rusten voor hun toekomst. Alleen die docenten moeten een verbinding met de beroepspraktijk hebben.

Maar het is ook van belang dat iemand het kan overbrengen. Iemand kan academisch zijn en heel slim zijn, dat is de man uit het voorbeeld daar ben ik het helemaal over eens,  maar soms als iemand academisch is in een bepaald veld en hij gaat in een veld werken waar het op dat vlak misschien niet helemaal de bedoeling is, dan loopt het spaak.
Daar ben ik het dus helemaal mee eens. Ook al zijn docenten academisch geschoold, dan nog moeten ze pedagogisch toegerust zijn, didactisch toegerust zijn en ze moeten verbinding hebben met wat er in het werkveld gebeurt.
Nou hebben we ook gevallen van docenten die het fantastisch doen, in termen van overdracht, maar die een MBO-diploma hebben. Wat zou je dan doen?
Kwaliteit gaat voor. Als ze het fantastisch kunnen brengen en goede docenten zijn, zou ik voor een docent met een MBO-diploma gaan.
En ik zeg dus dat moet je niet willen.
Hoezo niet?
Ik vind dat een HBO-docent, altijd tenminste het HBO-niveau moet kunnen hebben, wat je uiteindelijk bij de studenten gaat brengen. Het kan niet zo zijn dat een docent theoretisch als het ware op een hoger niveau moet opleiden dan dat die zelf is opgeleid.
Maar als we dan praktisch even kijken naar het werkveld van de MEM, als je kijkt naar bijna alles wat daar rond loopt, heel veel hebben dat HBO-diploma nooit gehaald. Dan bedoel ik de mensen die nu actief zijn in het werkveld.
Maar ik heb het over docenten niet over het werkveld.
Maar daarom leg ik die link. Uiteindelijk leer je het meest van mensen uit het werkveld, denk ik.
Ja, zeker. Als het gaat om de verbinding naar het werkveld toe, als je het hebt over gastdocenten. Natuurlijk dan vind ik het helemaal niet interessant of je een WO’er, HBO’er of MBO’er bent. Dan gaat het erom wat ziet iemand in de praktijk gebeuren en is die in staat om die kennis over te dragen naar studenten toe. Dan is een diploma volstrekt niet relevant. Maar als je het hebt over je vaste docenten, dan vind ik dat je dan echt moet zeggen een docent moet op HBO-niveau les kunnen geven met kennisoverdracht op het HBO-niveau. Waarom? Dat hebben jullie de afgelopen periode bij de MEM zelf ervaren. Het niveau is zodanig aan het stijgen, dat je kan zeggen alles wat niet meer voldoet aan de kwaliteit die ook door externe partijen aan ons wordt gevraagd. Dat moet je er dus uithalen. Dus het moet HBO-waardig zijn in alle opzichten. Daar mag geen enkele twijfel over bestaan. Ook een docent moet in alle opzichten HBO-waardig zijn, kan niet anders.

Dan heb ik nog een punt over de begeleiding. “Recht op begeleiding” kwam ook heel vaak terug in het gesprek bij Omroep Max en volgens mij heb ik het later nog een keer teruggelezen. Nu heb ik gezien welke docenten er bij de MEM-opleiding uit gaan, de docent uit mijn voorbeeld is sowieso een studentloopbaanbegeleider. Daarnaast geeft hij ook vakken waarin je begeleiding krijgt. Die docenten gaan er allemaal nu uit. Tenminste die hebben gehoord dat ze eruit gaan, zal ik het zo zeggen. In 2015 is de planning dat ze eruit gaan. Dan vraag ik me af hoe gaat dit met elkaar matchen. Ik kreeg ook een vraag van een medestudent: er gaan nu zoveel docenten uit, er zijn nu al problemen met bijvoorbeeld beoordelingen. Dat de beoordeling veel langer duurt dan gebruikelijk, hoe gaat dit allemaal met elkaar matchen: begeleiding, beoordeling  en dat soort dingen?
Voor mij is het volstrekt helder dat, datgene wat wij in de reorganisatie doen, de studenten niet mag raken. Dan zeg jij het raakt ons natuurlijk wel, want we raken bijvoorbeeld een goede docent kwijt. Dat is een voorbeeld dat je noemt, dus in die zin, dat snap ik.
Maar ik bedoel nu vooral de begeleiding.
Dus in termen van begeleiding en alle activiteiten eromheen zijn wij het aan onze stand verplicht de komende periode oplossingen te vinden, die jullie voldoende conform geven. Dus wij moeten ervoor zorgen dat jullie recht blijven houden op begeleiding en dat moeten wij het komende jaar zien te regelen.
En daar zijn op dit moment nog geen ideeën voor? Of ideeën die naar buiten komen in ieder geval.
Er zijn wel ideeën voor, maar dat is niet in alle opzichten operationeel. Want je moet je ook voorstellen hoe het werkt, we hebben vlak voor kerst de aankondiging gedaan. We zijn nu ruim een maand verder. Dus het moet zich ook allemaal proberen opnieuw te settelen. Het moet zijn plekje krijgen. In de komende periode, komende maanden, moet al dit soort vragen bij de kop gepakt worden, opgelost worden, zodat we ervoor kunnen zorgen dat studenten in het volgende studiejaar of in 2015 gewoon geen last ondervinden van datgene wat er in het beeld bedreigend uit komt te zien. En dat hoeft het naar mijn gevoel helemaal niet te zijn. Alleen dat moet gewoon zijn plek krijgen. Dat moet in de komende maanden zijn plek krijgen in het gesprek.

Nou ga ik even naar de docent van voorbeeld 1 toe. Ik heb inmiddels contact met hem gehad of ik hem helemaal als voorbeeld mocht gebruiken of liever niet. Maar deze man was er heel eerlijk in. Je mag volledig alles noemen, want ik ga er toch uit, dus ik heb niks te verliezen. Deze docent heeft ons in het eerste of tweede jaar managementvaardigheden gegeven. We kwamen met een grote klas aan en in de klas zaten mensen die waren stil en die durfden niet echt. In de tien weken dat hij les had gegeven, zag je een hele klas opbloeien. Vervolgens is hij ook nog studieloopbaanbegeleider en ik zie hem experience marketing geven. Het is een ervaren man. Die zorgt dus echt dat leerlingen beter worden. Iedereen die ik spreek hoor ik van dat zij het belachelijk vinden dat deze man weg moet. Ik zit mij echt af te vragen: Hoe kan dit?
Dan zitten we weer in het eerste verhaal.
Ik snap dat er een aantal docenten weg moeten.
Niet alleen dat hè. Wat jij tegen komt, dat zie ik ook. Niet alleen met docenten, maar ook natuurlijk op andere plekken waar gereorganiseerd moet worden. Ik zie daar collega’s rondlopen, waarbij ik weet dat we er afscheid van gaan nemen in de komende periode. Waarbij ik denk: mijn hemel, alsjeblieft zeg die moeten we dus houden, want ze zijn goud voor de hogeschool. We moeten ze houden. Maar we kunnen ze niet houden, want we hebben ons te houden aan spelregels, waar ik het net over had. Het zit in het beeld van de spelregels. We moeten ons houden aan formele regels en op het moment dat wij ons niet houden aan de formele regels... Kijk stel je voor dat we zouden zeggen die docent blijft, dan wijken we dus af van de regels. Dan moet iemand anders eruit. En dan zal die persoon zeggen: maar wacht eens even. Dit kan niet, want de hogeschool houdt zich dus niet aan de regels. We moeten dus in alle opzichten de spelregels zuiver hanteren. En iedereen die het niet met die spelregels eens is, daar hebben we ook allemaal beroepsprocedures voor. Iedereen, ongeacht of het nou deze docent of iemand anders is,  ze kunnen allemaal beroep aantekenen.

Dat is het dus juist. Je kan wel beroep aantekenen, maar je verliest het altijd.
Nee, als een collega kan aantonen dat de spelregels niet goed zijn gehanteerd, dan wint die.

Het is een probleem. We hebben een goed gesprek. Mijn constatering is: we zijn het eigenlijk eens over dit probleem, niet over  alles, en eigenlijk ligt dat probleem veel hoger.
Het probleem ligt hoger in de zin waar ik het net over had: het onderwijs met spelregels die we moeten hanteren. Waarbij ik af en toe ook zeg: verdorie. Ik had graag anders gewild. Maar het is wel iets waartoe ik me moet verhouden, want daar word ik op bevraagd. Als wij als college van bestuur zeggen van nou een deel van die wet- en regelgeving schuiven wij terzijde, dan krijgen wij daar vragen over vanuit de politiek of de vakbond. Nu vind ik het niet erg om op mijn lazer te krijgen. Maar als dat dan uiteindelijk betekent dat het ten koste gaat van de ontwikkeling van de hogeschool, dan doen we het dus verkeerd. Dus wij moeten er voor zorgen dat wij het spel zodanig zuiver spelen en zuiver houden op basis van afspraken die wij hebben gemaakt. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten