donderdag 13 maart 2014

Het meisje met de breinaalden

Ik plof neer in de trein. Een vierzits voor mij alleen. Het is laat op de avond, dus de trein is niet echt gevuld. In de vierzits aan de andere kant zit een meisje. Ze is verkouden, denk ik. Haar bleke huid is bij haar wangen rood gekleurd. Af en toe haalt ze lichtjes haar neus op. Samen alleen vertrekken we met de trein richting onze bestemming. De eerste stations schieten aan ons voorbij. Zij begint te frummelen aan een plastic zakje. Het geluid trekt mijn aandacht en ik kijk haar aan. Zij kijkt naar mij en lacht. Ze heeft een mooie lach. Haar gezicht krult mee als haar tanden worden ontbloot. Ik lach terug en kijk weer naar buiten.

Toch blijf ik nieuwsgierig waarom frummelt zij zo met dat plastic zakje. Via het raam kijk ik naar wat ze doet. Ze pakt een breiwerkje eruit en gaat zitten breien. Ik vind het grappig. Vroeger zag ik mijn oma altijd breien, nu in de trein zie ik een meisje van mijn leeftijd dat doen. Via het raam zie ik hoe ze met de naalden het werkje steeds groter maakt. Ik volg iedere beweging. Totdat het meisje opkijkt in mijn richting en zegt: "Ik zie je wel kijken." In een klap is dat net nog zo leuke breiwerkje de oorzaak van een ongemakkelijke situatie. Ik kijk haar aan en heb het gevoel dat ik bloos. "Sorry, ik was nieuwsgierig wat je deed. Ik vind het best wel leuk om te zien dat mensen nog breien." Opnieuw krult haar gezicht door de lach die er op verschijnt. Ik lijk de eerste ronde overleefd te hebben. Tijd om het gesprek verder te voeren.

"Maak je dat voor jezelf of voor iemand anders?" Ze lijkt verrast te zijn door mijn vraag, maar zodra ze begrijpt dat mijn interesse gemeend is, begint ze te vertellen. Een opleiding tot modeontwerpster is de reden van haar breiwerk. Ze maakt allemaal kleding met als basis breien. Het fascineert mij. Wie herinnert zich niet de vreselijke zelfgebreide truien die kinderen voor kerst kregen van hun moeder of oma en die ze dan ook nog moesten dragen. Het was een marteling voor elk kind. Maar alles verandert, wat ik als kind echt niet vond kunnen, is nu de normaalste zaak van de wereld. Het meisje wisselt nu van plek en gaat tegenover mij zitten. Ondertussen gaat ze wel verder met haar breiwerk. Ze vraagt wat ik doe. Ik twijfel, wat doe ik eigenlijk? Iets met radio wil ik doen, maar schrijven vind ik ook leuk, interviewen lijkt me ook wel wat en eigenlijk vind ik het bedenken van formats ook wel leuk. Ik schrijf verhalen en gedichten, maar weet eigenlijk niet wat ik er mee moet. Ik vertel het haar allemaal. Opnieuw verschijnt die lach op haar gezicht. "Je bent grappig", zegt ze. Opnieuw voel ik me er een beetje ongemakkelijk bij. Normaal vind ik het creëren van een situatie die ongemakkelijk is wel leuk, maar nu ik zelf de hoofdrolspeler ben, vind ik het lastig.

Tijdens ons gesprek schieten we de stations voorbij en ik ben bijna bij mijn eindstation. Het gesprek gaat voort over van alles en nog wat. Onze onderwerpen lijken niet op te houden, maar dat alles eindig is, bewijst de tijd. Maar soms krijg je nog wat reservetijd. Volstrekt onverwacht maar nooit echt ongewenst. Ik stap samen met haar uit op het station. We blijven nog even staan praten en ik mis mijn bus. Dan zegt ze dat ze moet gaan. Ze geeft me een kus op mijn wang en wederom voel ik mezelf licht blozen. Ze haalt een kaartje uit haar broekzak. Als je nog een keer wilt praten of gewoon een keer iets leuks doen, zo kan je me bereiken. Ik zie haar naam staan, haar functie modeontwerpster en haar telefoonnummer. Nu verschijnt er een lach op mijn gezicht. We nemen afscheid en ik zeg dat ik haar zeker nog zal bellen. Ik stop het kaartje in mijn broekzak en loop naar mijn bus. Nu weet ik al, als ik haar bel, dat het ongemakkelijk wordt, maar ik weet ook dat ik nu degene ben die bepaalt hoe ongemakkelijk het wordt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten